Jan Vanhoof het beeld

PENDELEND TUSSEN BEELD EN KLANK

artikel verschenen in het Rijk der Vrouw – 1 september 1981

Grote Vlaamse meesters zijn bekend om hun prachtige landschappen.
Denken we maar aan Peter Bruegel de Oude die, in bewondering voor de onuitsprekelijke schoonheid van de natuur en de wereld met zijn kosmische landschappen, alles graag vanuit de hoogte bekeek. Dichter bij ons in tijd kijken wij naar Valerius de Saedeleer.
In hun spoor zoekt Jan Vanhoof uit Halle, zijn inspiratie.

 

Ook zijn vader Theofiel Vanhoof en grootvader Jean Baptiste Vanhoof, hebben vóór hem al heel wat prachtige landschappen op doek geborsteld. Jan groeide op tussen hun artistiek erfgoed.Zijn vader gaf trouwens les aan de academie van Halle. Toch dacht Jan aanvankelijk niet aan schilderen. Hij werd beroepsmuzikant.
Maar in 1976 voelde hij de verleiding van de muze en werd de lokroep van vaders “schildersezel” hem te sterk. En zo leverde hij naar aanleiding van de geboorte van zijn petekind Berth, zijn eerste schilderij af.

Jan Vanhoof :
Ik vond een schilderij door mij gemaakt en als geboortegeschenk een origineel idee! Schilderen zei me wel iets, al had ik er me nooit zoveel op toegelegd. Ik ben er aan begonnen en heb er meer dan drie maanden aan gewerkt! Volgens de familieleden en kennissen, loonde het werk beslist de moeite. Na het doopfeest ging ik ’s avonds trots naar huis en voelde mij een echte “kunstschilder”! Natuurlijk realiseerde ik mij dat ik nog veel had te leren! Gelukkig hing de inspiratie aan de muren van mijn ouders huis. Kijkend – soms met een vergrootglas – op vaders werken,verdiepte ik mij meer en meer in zijn techniek.

 

Ik werd onbewust opgezogen door de gevoelslijnen van zijn schilderijen ”. Jan’s hoofdzakelijk winterlandschappen, zijn “realistisch naïef” met een verfijnde “magische sfeer”.Hij weet te spelen met het licht en bereikt op die manier niet-fotografische effecten. Sommige van zijn werken, in groenachtige tinten en met verwrongen boomstronken, hebben een geheimzinnig, nogal dreigend karakter! Maar steeds blijven ze de toeschouwer intrigeren en blijf je ernaar kijken….zoekend achter een ongrijpbaar gevoel? Hoofdzaak voor mij is dat ik in mijn werk een sfeer kan oproepen met enkel als hoofdrolspeler het licht in een winters- bijna “gecomponeerd”- landschap.

Ik gebruik eerder sobere gedempte tinten en het licht, “mijn licht” laat ik, “dansend” langs luchtformaties, de landschapslijnen liefkozend strelen. Als je goed naar mijn werken kijkt en hen tracht aan te voelen, wordt U gevuld met een geheimzinnige melancholie. Iets dat je bijna niet kunt vatten. Bijvoorbeeld de bomen die ik schets, zijn “mijn” bomen die door hun strakheid en plaats in het landschap, dat geheimzinnige – bijna onrealistische – nog meer gaan “kaderen”. Zo durf ik bijvoorbeeld ook het licht laten komen uit het Noorden! Wat voor de “hardliners” in de schilderkunst ,als een onvergeeflijke fout wordt beschouwd! Hierdoor verkrijg ik een heel speciaal effect wat men fotografisch niet kan of wil brengen. Niettegenstaande zijn bewondering voor het surrealisme, durft Jan soms ook een stilleven te brengen of een vergeten hoekje van “oud-Halle”.Maar hier opnieuw gaat hij, met zijn eigen koloriet, toch nog dat persoonlijk cachet brengen aan die iets klassiekere thema’s.

Jan droomt ervan om ooit “karakterwerken” te brengen – en liefst via de hoogtechnischeprotretkunst.Hier verwijst hij opnieuw naar de vaardigheden van zijn vader maar zeker ook naar zijn voogd Jef Colruyt uit Lembeek. Jan’s vader overleed in 1956…..Jan was toen 8 jaar.

Bij het overlopen van zijn werken moeten we de uitspraak van zijn tekenleraar in het college bijtreden :
Jan, jij had onmiddellijk na je humaniora moeten verder gaan met schilderen .

Maar spijtig….het waren andere tijden.

Yvette Henno- 1981